Maandag
Eerst lekker uitgeslapen tot half
negen, en toen naar de Gestapo voor de vergunning. Geen sprake van privé wonen,
dat kan op het ogenblik niet toegestaan worden, er is een “Sperre”… kortom,
geen sprake van. Verder heeft de “Personalabteilung” daar niets mee te doen,
maar de “Wehrabteilung”. Dat begrijp ik niet, ik geloof niet dat wij zo’n
afdeling hebben. Overigens viel het erg mee daar, maar zonder papiertje kom je
er niet meer uit, zo is het wel georganiseerd. De man die me hielp was een heel
doodgewone, gezellige oude heer.
Naar Springer, om een boek te
halen voor van Duren. “Die Welt des Schalles” zo’n echt Duits werkje van 1000
bladzijden. De verkoper vroeg of ik het al niet eens gekocht had. Hij was in de
war met Jan.
Om een uur of half elf op de
fabriek. Nauwelijks tijd om iets in mijn dagboek te schrijven, of ik moet al
weer eten, en moet oppanol spritsen van half één tot vier uur maar liefst. En
dan een hitte bij die warme machines.
Na werktijd met Jan naar Köp. Was
weg gebracht en gegeten in de Kinzerallee. Gek, dat je zo’n gezellig kroegje
niet eerder ontdekt, als je er een half jaar vlak bij woont. We werden
ontvangen met “Ja, kom er maar in, hier ben je goed”, omdat we wat aarzelden.
“Als je misschien {een distributiebon voor}10 gram vet hebt, dan krijg
je lekker gebakken aardappeltjes, de Stamm is ook niet slecht. Een biertje er
bij hebben, een soep misschien?”
Het is me nog niet overkomen hier
in Berlijn, een dergelijke ontvangst. Met volle buikjes naar het Lager om een
koffer en een doos te halen, en daarna naar Fr Rose. Als altijd, glunderend van
de pret omdat de drie studenten weer komen. Hans is haar “Borne-engel”
geworden, omdat hij haar geholpen heeft bij het afwimpelen van een lastige
vent, die zich in wilde dringen om te eten (voor drie weken!) en zich daarom
uitsloofde met ruiten inzetten e.d. We werden al direct ontvangen met het
verhaal dat Hans mee moest doen bij het voorstellen van een pantomime. Hij moet
Elisa voorstellen, die Rebecca gaat vragen voor zijn meester Isaak. De
moeilijkheid is, dat dit lange eind (Hans) aangekleed moet worden. Alleen
beddelakens en plaits komen in aanmerking.
We bekijken de foto’s van
Amsterdam, die Jan heeft laten overkomen in zijn laatste pakje. Dan komt Dr Helm
binnen. Een aardige vent, maar hij heeft wel een beetje een te hoge dunk van
zijn Duitse volk. Het valt niet te ontkennen dat de Duitsers een cultureel volk
vormen, maar om te denken dat dit volk wat beschaving en algemene ontwikkeling
betreft alle andere (Europesche en) volken der wereld in de schaduw stelt, is
toch lichtelijk overdreven. De naijver Hans – Oswald met betrekking tot
Dorientje wordt heerlijk uitgesponnen.
Tenslotte komt het gesprek weer op
de pantomime met Bijbelse figuren. Hij vertelt dat ze bij hem in het ziekenhuis
zulke dingen ook deden. Ja, en dat Hans bronchitis heeft, is helemaal niet erg,
bij ons hadden ze allemaal wat, een Jezus met een longontsteking, een Maria met
een hartkwaal, en de Joseph had “grundsätzlich” altijd een ontsteking aan zijn
ballen.
Boos naar huis, het is half elf,
en om negen uur had ik al weg willen zijn. En Hans blijft maar rustig zitten en
kletst door, want hij hoeft er toch niet uit, morgen, hij is ziek geschreven.
Wat dat betreft is Hans een vervloekte egoïst. Hij laat zelfs zijn jasje nog
repareren als hij ziet dat wij op sprong staan.
Met veel moeite het lager in
gekomen, de Tsjechen wakker gemaakt, die ons een sleutel geven. Het zijn toch
wel geschikte kerels die Tsjechen, ze zijn helemaal niet boos over zoiets. Ze
hebben ook een tafeltje zomaar afgestaan en zitten nu zonder. Zoladsjek en … de
eerste is verloofd (?) met een Deense, Inge Peters, die niet met hem trouwt
omdat het een Tsjech is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten