Zondag 7 Jan.
“Vroeg” op, negen uur, want ik
moet naar het Renaissance theater. Goed gegeten vooraf, en verder mijn netste
pak met keurige das aangetrokken. Op mijn winterjas na kan ik er nog een beetje
als “heer” uitzien. De Deen heeft een kaartje gekregen voor het “Rosen”
theater, maar hij lag om half elf, (begin v.d. voorstelling) nog half in bed.
De gedichten die Franck voordraagt
zijn uitstekend. Vooral het gedicht van Rilke “Weise von Liebe und Tod” is
prachtig. De muziek van Pepping en Fortner waren beter te genieten dan ik na de
inleiding van Borris had verwacht. Borris laat zijn sympathieën en antipathieën
een beetje de vrije teugel.
Na afloop naar het
Operarestaurant, de stamkroeg van Jan de Boer. Het eten is er niet best
vandaag. We zitten met 5 man, Berto, Hans, Jaques Witkop en de Boer. Eggie
voelde niet veel voor dit culturele gedoe en heeft bovendien nog te veel last
van zijn voet. De ober is een rare vent.
De ober vertelt dat die SS man die
naar Holland vliegt pas over twee weken vertrekt.
Na het eten naar Rahnsdorf met
Jan.
Prachtige wandeling gemaakt naar
Köpenick. Het was vandaag weer schaatsenrijweer, maar ik, stommerd die ik ben,
heb er niet aan gedacht dat het wel weer eens goed ijs kon zijn. Een stukje
over het ijs gelopen, en toen langs de spoorlijn naar Köpenick. Bij Fr Rose een
buitengewoon gezellige avond doorgebracht. De concertpianist Hagemann is er, en
verder een juffrouw Schumann, en de buren, vader en zoon. Later komt Helm en
Groenhart komt helemaal achteraan, die had het weer verkeerd begrepen.
Hagemann is een merkwaardig mens,
een caricatuur van een soldaat, hij ziet geen steek door zijn dikke glazen,
mager en erg sentimenteel. Hij heeft zijn huis verloren op de avond dat hij
thuis zou komen uit het lazaret. Het huis was juist een uur tevoren in elkaar
gezakt toen hij thuis kwam. De arme man is nu alles kwijt, alleen zijn handen,
die heeft hij in vier jaar weten te conserveren. Iedere dag spelen, hij heeft
er warempel kans toe gezien.
Helm zingt tot slot “an die Musik”,
Schubert.
Het is een prachtige avond,
zeldzaam dat je zoiets op de grens van twee werelden, tijdens de grootste
worsteling hier op aarde, zo rustig kunt genieten. Thuis in Holland gaat dit
niet meer, en het zal in de toekomst ook niet meer gaan. Na een ongelukkige reis
om elf uur thuis.
Jan :
Zondag 7 Januari 1945.
…
Bij Frl. Rose speelde haar
huispianist: Hagemann. Hij had een tijd in een lazaret gelegen, en was nu in
Berlijn tewerk gesteld op een militairbureau. In Polen had hij heel wat
meegemaakt ….. Trouwens hij was heelemaal min of meer gebroken, want toen hij
uit het lazaret kwam, naar huis, in Merseburg, hoorde hij dat hij juist geluk
had gehad; een kwartier vóór hij uit het station kwam was er net “veilig”
geblazen door de sirenes. Met zijn koffers sjouwde hij naar huis, in het
donker, struikelend over kuilen en puin. Een paar keer aarzelde hij – hij ziet
slecht – of hij de brandmuur van zijn huis niet zag in het donker; maar dat
bleek een vergissing te zijn. Tenslotte wist hij het niet meer, maar struikelde
van het eene stuk puin naar het andere, als een waanzinnige “Hallo! Hallo!”
roepend. Eindelijk kwam er iemand voorbij, die hem vroeg, wat hij wilde. Toen Hagemann
straat en huisnummer genoemd had, verklaarde de vraamde: “Maar man, daar sta je
vlak voor.” En Hagemann zag bij het aanbreken van den dag een groote puinhoop. Het
meest speet het hem van zijn piano en zijn muziekbibliotheek. Zijn vader had
hij uit de kelder moeten uitgraven, met zijn tante.
…
De kwaliteit van de schriften waar Jan in schrijft wordt steeds
slechter. Hier begint hij op papier dat de kwaliteit van krantenpapier niet te boven
gaat. Slechts één van de vier pagina’s is gelinieerd zodat ook hij nu steeds
kleiner gaat schrijven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten