Utrecht 22 October
1944.
Mijn beste jongen,
Er schijnt nog werkelijk
mogelijkheid te zijn dat brieven naar Duitsland werkelijk hun doel bereiken en
daarom zal ik het er maar weer eens op wagen al lijkt mij de kans dat je deze
brief ooit in handen krijgt niet heel groot.
Wij maken het hier allen nog best,
al zijn de tijden spannend en zitten we als het waren elke dag te wachten op
eventuele gebeurtenissen, die het leven hier plotseling kunnen veranderen. Dit
is natuurlijk een vervelend iets temeer daar het je bewegingsvrijheid sterk
belemmert. Zoo zit ik steeds op spring om nog eens naar Amsterdam en Ouderkerk
te gaan, maar dan denk je weer aan de mogelijkheid plotseling afgesloten te
worden van de andere gezinsleden en dan stel je het maar weer uit en zoo komt
er ten slotte niets van. Overigens is dat niet zoo erg, want het is eigenlijk
niet noodzakelijk dat ik die reis nog eens maak, want alles marcheert ook
zonder dat ik er ben, aangezien beide fabrieken stilliggen wegens kolen en
electriciteits gebrek en er dan feitelijk niets te doen is.
Het vervelende is … dat je zoo
graag weer een eens paar dagen je gewone werk zoudt willen doen en op de
fabrieken nog eens rondkijken en een praatje maken met deze en genen. Je krijgt
op den duur zoo’n gevoel van onmacht over je, als je maar thuis zit. Ik zou dan
natuurlijk op de fiets moeten gaan, maar ze doen hier niets dan fietsen
vorderen, vrijwel elke dag weer, zoodat de kans onderweg de fiets kwijt te
raken en verder moeten lopen heel groot is. Enfin, het is een probleem dat me
dagelijks dwars zit, en dat moeilijk op te lossen zal zijn.
We keren hier zo langzamerhand
naar de natuur terug, nu er geen kolen meer zijn omdat de mijnen buiten ons
bereik liggen. Woensdag a.s. zal hier in Utrecht het gas op zijn, terwijl steeds
grotere gedeeltes in Utrecht geen licht (elect.) meer hebben. Dit zal ons ook deze
dagen gebeuren en dan zullen we met recht met de kippen naar bed moeten. De
menschen die dat nu al een poosje hebben zeggen dat het heel erg is. Ik geloof
dat het op velen natuurlijk deprimerend zal werken; je moet rekenen dat het
niet zal neerkomen op weinig licht b.v. een kaarsje maar op in het geheel geen
verlichting, want die paar kaarsjes die je mogelijk nog hebt zouden zoo op zijn
en je moet wat bewaren voor noodgevallen als b.v. ziekte. Maar, we zullen er
wel weer van maken wat mogelijk is en zelfs daardoor den moed niet laten
zakken.
Ook het voedselprobleem wordt hier
nijpender. Gebrek is er nog niet direct, maar door de transport moeilijkheden
wordt de distributie zeer belemmerd. Maar in de grote steden als A’dam, Rott. en
den Haag zal de situatie moeilijk worden. Hier in Utrecht gaat het nog wel,
doordat er enorm veel tuinderij is en ook zeer veel fruit. Je hebt nog nooit
zooveel fruit gegeten als dit najaar en dat terwijl je in die vier oorlogsjaren
practisch geen fruit zag. Al dat fruit is een zeer welkome aanvulling van het
voedselrantsoen dat niet overmatig is. Woensdag a.s. eten we voor het eerst in
de centrale keuken; ik ben benieuwd hoe dat zal uitvallen, maar ik vertrouw dat
het wel goed zal zijn.
En zo scharrelen we er hier nog
wel door, hoewel het voor de gezinnen met veel opgroeiende kinderen heel, heel
moeilijk zal worden. We zullen elkander wat moeten bijstaan al valt het velen
moeilijk van het geringe wat je nog hebt nog aan andere menschen bedelingen af
te staan. De hele kwestie is maar, hoe lang duurt deze toestand. We zijn hier
in een zak verzeild geraakt zonder transportmiddelen, terwijl bovendien elk
transport gevaarlijk is door de luchtaanvallen op de wegen en scheervlucht. Bij
helder weer is het op de grote wegen levensgevaarlijk.
Nu moet je je dit alles niet te
overdreven voorstellen. Als het niet erger wordt is deze toestand hier nog
gemakkelijk te dragen; we komen practisch op het ogenblik nog niets te kort,
maar de meeste menschen maken zich overmatig bezorgd over wat nog komen kan, maar
dan moeten we maar denken aan het mooie gedicht: “De mensch lijdt dikwijls het
meest, door het lijden dat hij vreest, en dat niet op komt dagen; zoo heeft hij
meer te dragen, dan God te dragen geeft.”
En zoo moet jij dit ook maar
opnemen mijn jongen; we moeten vertrouwen houden in de toekomst en niet zitten
te tobben over wat allemaal zou kunnen gebeuren en dat misschien nooit
werkelijkheid zal worden. Daarom, kop omhoog, we komen dagelijks dichter bij
het einde van deze beproeving en dan zullen we, hoop ik, allen gezamenlijk weer
verder kunnen gaan een toekomst op te bouwen op wat er door deze waanzin
vernietigd is. Het zal dan wel zijn op een hoger materieel niveau, maar dat is
niets. Het geluk ligt niet in den materiëlen overvloed, dat is maar schijn.
Laten we er lering trekken uit de gewelddadige gebeurtenissen van deze tijd.
Hou moed, mij beste jongen, maak
je niet bezorgd over ons en in gedachten zijn we steeds bij je. Een poot van je
Vader
Geen opmerkingen:
Een reactie posten