Grote verhuizing. Jan en Eckert
komen bij ons in de kamer, die ijskast zal dan toch binnen afzienbare tijd
gemonteerd worden. Jan en ik helpen R bij het verplaatsen van de tafels enz.
Na werktijd naar Kees. Schoenen
weg gebracht naar een Hollander die nu baas geworden is, de echte baas is onder
dienst. Een verdomd aardige kerel is dat, die gesjochte Hollandse jongen. Hij
werkt goed, naar het schijnt, en hij heeft zelfs een knecht: een Russische
officier! Een pracht vent die Rus: hij werkt de hele dag, weet van geen
ophouden, en kent twee woorden: Scheisse en Heil Hitler. Verder reikt zijn
kennis niet voor wat betreft het Duits.
Met Kees gegeten in de Oranjerie.
De band mag natuurlijk niet meer spelen, maar er draaien aardige platen,
gedeeltelijk zelfs Franse (Tino Rossi!) en Engelse. Het eten was niet veel, en
de ober was ontzettend onbeschoft. “Vijf mark 8” ik maak er veertig van en dan
geeft hij 50 pf terug, en zegt: die tien pf. Krijgt U van me! Een jonge kerel
van een jaar of twintig, moet nodig onder dienst. Het café daar leeft van de
zwarte handel. Een Agfa Karat fototoestel: 1600 Mark. Zo nu en dan wordt er een
inval gedaan. De zwarte groothandel is wel een van de ergste instellingen hier.
Jan :
Dinsdag 17 October 1944.
Vanmiddag hebben we den heelen
middag gesjouwd op het lab, alles in verband met de ijskast die een zes weken
terug gekomen is. Tot nog toe zaten we in twee gtoote lokalen: in het eene
Oswald en Dr. Jüngling, in het andere Eckert en ik. Het resultaat van een en
ander is, dat we nu met ons vieren bij elkaar zitten. Het ziet er uit als een
echt technisch bureau, vooral als we tusschen 7 en 9 alle vier de krant zitten
te lezen. Gezelliger is het zeker geworden, alleen ben ik mijn mooie beschutte
plaatsje achter de ijskast kwijtgeraakt, en zit nu in het volle gezichtsveld
van iedereen, die dor de gang loopt.
Hoewel ik mij voorgenomen heb,
geen post meer in dit dagboek te vermelden, kan ik het toch niet laten, een
brief te noemen, dien ik gisteren ontving. Werkelijk het toppunt van beleefd-
en correctheid. Ik had n.l. voor ongeveer een week geschreven aan den
lagercommandant van Marinus Kruimels kamp {krijgsgevangenenkamp},
of ik hem misschien levensmiddelen mocht sturen, en met hem corresponderen. Zooals
ik al zeg, het antwoord was dermate verrassend, dat ik mijn oogen niet kon
geloven. Zooiets had ik niet verwacht. Niet eens de gebruikelijke Duitsche
groet er onder. Maar het sympatiekste vond ik nog dat Marinus van mijn
schrijven op de hoogte gesteld is.
Zelfs de postzegel kreeg ik terug,
die ik als antwoord ingesloten had, daar de brief over de veldpost verstuurd
is. dat is me in Holland nog nooit overkomen, wanneer ik in den tijd dat ik
penningmeester van “Lorentz” was op de HBS, aan de een of andere fabriek
schreef, en daarbij postzegel voor antwoord insloot, kreeg ik altijd antwoord
met een frankering bij abonnement, en zonder geretourneerde postzegels.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten