Het begint vandaag al slecht. Het
is vrij donker als we op straat komen, en ik realiseer me dat we zachtjes aan
weer naar de winter lopen, zonder dat de oorlog tot een einde gebracht is. Wel
gaat het als een lawine steeds sneller, maar voordat het militair beslist
wordt, is het al weer ná Kerstmis. Prettig vooruitzicht. Maar Jan snapt daar
niets van. Die reageert op zo’n ontdekking met: nou ja, de winter heeft ook
zijn voordelen, en hij vindt het best prettig in de winter, en dat lopen in het
donker valt best mee enz. enz. Eerlijk gezegd is de vorige winter me best
meegevallen, maar het is toch geen vergelijk, zomer en winter in deze tijden.
Bovendien wordt het nu misschien wel koud, en waarschijnlijk wordt het eten nu
werkelijk slecht. Ik voel er werkelijk zeer weinig voor om deze winter nog hier
te blijven. Een poging doen naar huis te gaan? Gezien de verhalen over het
oppakken van onderduikers door de landmacht, ziet het er hier niet prettig uit,
zelfs voor het geval ik het geluk heb heelhuids aan te komen. Neen de tijd voor
het naar huis gaan is voorbij.
Jan heeft zich gisterenavond nog
netjes verbonden en loopt vandaag met een stijve enkel. Didlof staat ook op de
tram en ziet hem al lopen. Later in de kamer van Schröder, als Jan zich komt
melden: "ha, Herr de Bur, vergessen Sie nicht zu humpeln"! Die ouwe kan het niet
laten altijd dergelijke opmerkingen te maken! Maar Jan hinkt de hele dag door.
Bezoek gebracht aan de
“gummikeller”. Een vieze boel is het daar. Jan ziet er dan ook altijd vies uit
als hij daar vandaan komt. Vandaag overigens weer eens een dag gehad, waarin ik
werkelijk niets gepresteerd heb. Maar het vervelende daarvan is, dat ik
echt niets te doen heb. Als de chef aan me vraagt: wat doe je eigenlijk? Dan
kan ik maar een paar onbenullige dingen opgeven. Dat is echt vervelend, want in
deze tijd moet je toch altijd iets kunnen voorleggen dat belangrijk is.
In de cantine is, vanwege de nog
totalere oorlog de bediening afgeschaft. We moeten nu zelf de spullen gaan
halen. Iedereen is blij als het stralende gezicht en het lieve glimlachje van
Alexandra door de zaal schuift om de borden op te halen, gelukkig dat dit
meisje in de cantine mag blijven.
Verder is er als belangrijk te
vermelden, dat er een “Rundschreiben” is in F.A.O. dat 30% van de “Büroangestellter”
de fabriek in moeten, te beginnen met alle mensen tot 26 jaar. Daar val ik als
“Technischangestellter” niet onder hoop ik. We zullen zien.
Na fabriekstijd naar Köpenick, was
afhalen en naar Fr Rose. Eerst gegeten en een kroegje aan de Kinzerallee, waar
je voortreffelijk en niet duur eet.
Bij aankomst bij Fr Rose verdwijnt
Jan naar de kelder en brengt bonen en de dozen van Hans onder. Hans had laten
merken dat bij bonen mist na de verhuizing, iemand heeft hem verraden dat we
van zijn overvloed hebben geprofiteerd.
Bij Fr Rose doe ik weer eens een
poging te zingen, het lukt iets beter dan de vorige keer, maar het is nog
dunnetjes. Gegeten in de tuin. De grond is hier wel erg droog, je moet iedere
avond spuiten, anders groeit er niets.
Er komen twee Hollanders op
bezoek. Twee stijf gereformeerden uit de Haarlemmermeer. Aardige jongens, die
zelf hier in Duitsland niets van hun gereformeerdheid verliezen. Zo “vast in
het geloof” heeft de gereformeerde kerk haar schaapjes. Zoals steeds, met moeite
weggekomen om tien uur. De aansluitingen kloppen allemaal prachtig, om even
over elf in bed. Kwart over twaalf weer eens alarm. Bij onze thuiskomst hadden
we een vrouw in een van de bedden ontdekt. Tijdens het alarm bleek het een van
de schoonmakende Russinnen te zijn. Hans vond dat we direct moesten
protesteren. Waarop ik antwoordde: “als ze op mijn bed lag zou ik zeggen: schik
eens wat op, ik wil er nog bij, maar in een ander bed, daar hebben we niets mee
te maken!
Omtrent het alarm van de nacht van 14 op 15 augustus, nummer 129, zijn Jan en Oos het niet eens Oos meldt kwart over twaalf, Jan schrijft kwart voor twaalf. Er is overigens verder "niets gebeurd".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten