Dr. G. de Bruin
Amsterdam 27 Mei 1944
Mijn beste Oos.
Het is nog wel niet zo lang
geleden dat ik je geschreven heb, maar de volgend week zijn er diverse besognes
op te knappen en ik vrees dat er dan van schrijven niet zo veel zal komen.
Daarom nu maar een half uurtje er tusschen uit genomen om een praatje met je te
maken. Er zijn weer diverse kwade momenten achter de rug: gelukkig krijgen we
vrij snel bericht van jullie welstand zodat we niet al te lang in de
onzekerheid behoeven te zitten.
We ontvingen je pakje met inhoud
waaronder het masker. Ik vind het maar een lugubere liefhebberij en je had het nog
zo netjes ingepakt in zwart verduisteringspapier. Het geheel was inderdaad
prima in stijl gehouden, goed om iemand den stuipen op het lijf te jagen.
Overigens is het goed geslaagd, maar we vinden je gezicht erg mager geworden
hetgeen ons op de foto’s ook al opgevallen was. Misschien lijkt het erger dan
het is. Het is merkwaardig zoo buitengewoon, je lijkt op mijn vader, niet
zoozeer in details, maar in de uitdrukking in je gezicht. Het is mij in levende
lijve nooit zo opgevallen, omdat dan natuurlijk de hele rest de gelijkenis
vertroebelt, maar nu met dat masker voor is het wel zo sprekend dat ik er zeer
door werd getroffen.
We hebben hier een periode van
slecht weer achter de rug, koud, nat, onstuimig, helemaal geen Mei-weer.
Vandaag is het omgeslagen, warmer, windstil en stralende zon, dus gaan we
blijkbaar een mooie Pinksteren tegemoet, als tenminste de oorlog geen roet in
het eten gooit. We waren voor deze dagen in Ouderkerk genodigd maar we durfden
het ten slotte niet aan; je weet niet wat er gebeuren gaat in deze tijd nu
alles in gespannen verwachting leeft en ik zou niet graag van mij huis
afgesneden zijn. Dus blijven we maar thuis in de hoop later te kunnen inhalen.
Je brieven doen ons altijd wel
genoegen; er spreekt zo duidelijk uit dat je de kop omhoog houd en er van maakt
wat er van te maken is. Nu denk ik wel dat je brieven een beetje te
optimistische kijk op het leven doen geven en dat je in werkelijkheid wel
minder opgewekt zult zijn, dan je doet voorkomen. Maar in elk geval zien we dat
je den moed er in houdt en dat is veel, zo niet alles waard.
Die verslagen van jullie
Spreekrans zijn kostelijk; het gevoel voor humor is bij dat gezelschap nog niet
verloren. Een reuze-idee om zoiets op te zetten en nog zeer leerzaam op den
koop toe; want als ieder wat over zijn speciale studie of liefhebberij vertelt
steek je zoo ongemerkt een heele hoop op.
Je vraagt me naar het woord
kunststoffen. Ja, fraai is het woord niet maar aan de andere kant is de vorming
wel juist. We spreken toch ook van kunstboter, kunstzijde, ook van kunstgreep
enz. De vraag is meer of het woord stoffen wel uitdrukt wat ermee bedoeld
wordt. Het is een beetje te algemeen. Wij noemden die producten vroeger, toen
zij in den vorigen wereldoorlog waren uitgevonden, “Kunstharsen” en dit lijkt
mij eigenlijk beter. Men zal wel tegenwerpen dat het niet allemaal harsen of
harsachtige producten zijn, maar dat lijkt mij geen bezwaar, het overgrote deel
kan men toch wel onder het begrip “harsen” brengen en dan zijn dit kunstmatig
gewonnen harsen tegenover natuurlijke harsen of natuurharsen (natuurboter –
kunstboter). Ik voor mij zou daarom meer voor kunsthars gevoelen; natuurstoffen
is een leeg begrip, natuurhars daarentegen niet. Het zou misschien aanbeveling
verdienen een geheel nieuw woord voor deze producten te vinden, maar dat loopt
gewoonlijk op een mislukking uit. Dat het woord kunstharsen te gemakkelijk in
het gedrang komt tegenover kunststoffen, komt door de vele Duitsche literatuur
er over: men neemt dan ongemerkt de Duitsche naam verhollandst over, maar dat
is fout. Daar komt nog bij dat men in het Hollandsch, buiten de chemie, in de
grote maatschappij aan stoffen het begrip textiel verbindt. Katoenstoffen,
wollenstoffen, zelfs als adjectief stoffen, pantoffels enz. Een vrouw zal dan
bij kunststoffen het idee krijgen van kunstzijde of zoo iets en ze zal dan
lanitol, melkwol, een “kunststoffie” noemen. Neen geef mij maar kunsthars.
Ik ben er nog steeds niet toe
gekomen er me verder in te verdiepen (in die kunstharsen n.l.). Ik heb weer
ander werk dat me veel bezig houdt en verder zijn er altijd legio onaangename
akkefietjes op te knappen die je de lust tot studie een beetje ontnemen.
Ziezo, de brief is weer vol. Tot
de volgende maal maar weer.
De censor zal wel zeggen, wat
schrijft die vent weer onduidelijk, maar ik had vanmorgen geen tijd netjes te
schrijven. Dag jongen, hou je maar goed hoor.
Vader
Geen opmerkingen:
Een reactie posten