Utrecht 13 Maart 1944
Lieve Oos,
Ziezo, eindelijk heb ik de euvele
moed gevat je weer eens te schrijven. Mijn schaamte is groot en diep dat ik het
niet eerder gedaan heb, maar ik geloof toch dat je ´t minder akelig vindt om
géén brief van me te krijgen dan een brief vol pessimisme! Maar nu ben ik er
toch weer helemaal bovenop, geestelijk dan, lichamelijk nog niet, maar daar
maak ik me niet druk om, want ik hoor van alle kanten dat je van geelzucht 2 à
3 maanden beroerd blijft. Dus het zal slijten, het is niets bijzonders. Vorige
week ben ik naar A´dam geweest, zondagmiddag. De treinen waren helemaal niet
vol, heen en terug een boemel’, en heb Arie een bezoek gebracht, op zijn
verzoek. Tegenwoordig ontbieden de heren der schepping de dames bij zich thuis,
in pl. v. dat ze er zelf naar toe gaan, maar enfin het is onvermijdelijk, de
omstandigheden brengen dat met zich mee. Jij was onbewust de drijfveer van dit
hele geval; hierbij verzoek ik je vriendelijk om wat meer over Jan Klaas en
Pels te schrijven. Want daar weten we helemaal niets van. Ik weet niet eens wat
Klaas voor werk doet enz.
Enfin, het bezoekje was erg
gezellig, ik heb vijf koekjes en zes borstplaatjes en twee kopjes echte thee
van mevrouw gekregen (ze zijn geëvacueerd uit den Haag, de hele Waalsdorperweg
trouwens, de Dolken zitten nu in Delft) en er is zéér veel en genoeglijk
gepraat, zelf zo dat mijnheer oude verhalen op ging dissen, dus ik viel in de
smaak, met verlof. Een mooi verhaar is dat van Arie toen hij vijf jaar was en
voor ’t eerst in ’t water ging zwemmen. Hij had het thuis op bed geleerd
(in Indië) van vriendjes en dacht dat hij het al reuze goed kon. Toen ging hij
met pa naar ’t zwembad plonsde meteen ’t water in en zonk natuurlijk als een
baksteen: zelf vertelde hij dat hij er werkelijk helemaal niets van snapte,
gewoon, op z’n bips op de bodem van ’t zwembad, zat te kijken naar alle
luchtbelletjes die naar omhoog borrelden, en dacht: ja, nou ga ik dood hè.
Gelukkig haalde pa hem gauw omhoog. Maar ik vind het echt iets om nooit te
vergeten als je als kind zoiets overkomen is. Tussen haakjes, ze wonen schuin
tegenover de plaats waar vroeger Neruis, maar waar nu helaas alleen maar een
aantal palen 20 cm
boven het water uitsteken. Dat is alles wat er van jullie geliefde Neruis over
is. Er was daar in huis geen enkele lopende klok, ik had mijn horloge vergeten
aan te doen. Enfin, we waren aangewezen op ’t horloge van mijnheer, voor de
trein. Ik had ruimschoots de tijd. A. bracht me weg, en we kuierden
doodgemoedereerd zijn geliefde Amsteldijk af. Maar toen we onder ’t viaduct v h
Amstelstation liepen klonk er een denderend geraas boven onze hoofden, en tot
mijn groten schrik merkte ik dat dat de trein was die ik hebben moest. Pa’s
horloge bleek niet zuiver op de graad geweest te zijn. Het afscheid was dus wat
je noemt in vliegende vaart; maar ik hèb hem nog gehaald! De trein bedoel ik. Met
verlies van een van de mooiste sjaaltjes die ik bezat. Dat was een domper, want
niets vind ik zo ergerlijk als ’t simpele feit dat je iets gewoon verliest.
Nu loopt natuurlijk iemand anders er mee te pronken; mijn vertrouwen in de
eerlijkheid van de mensen ben ik volkomen kwijt; ik begin met te
veronderstellen dat ze oneerlijk zijn. Dan valt het tegengestelde altijd mee.
A. is nog het perron op gegaan om te kijken of ik niet toch de trein gemist had
en drie kwartier alleen zou moeten wachten maar hij heeft het sjaaltje nergens
zien liggen. Nou ja, als er geen erger dingen op de wereld waren, zou het nogal
meevallen. Vind je niet dat ik vreselijk veel en klein schrijf? Ik hoop dat je
’t lezen kan. Deze lange brief is om de schade in te halen. Denk je er aan om
in ’t vervolg op ieder kantje je naam en adres te schrijven en de taal
waarin ’t geschreven is, anders sturen ze de brieven niet verder. Dit is
absoluut waar, aangezien we in jouw brieven telkens papiertjes krijgen met
dreigementen. En ’t is een kleine moeite om het te voorkomen. We hebben weer
een juf op kamers. Ze is er nu één week, en naar we allen zwaar vermoeden heeft
ze vannacht een vent bij zich gehad. Geweldig aardig als je zoiets onder je dak
hebt. Grietje Brink, die zoiets voor het eerst meemaakte barste ongeveer van
verontwaardiging, maar wij, door de wol geverfde lieden, hadden er slechts een dédaigneux
glimlachje voor over, tot Grietjes grote verbazing!
Ziezo, ik zal nu maar deze brief
af gaan maken, dan breng ik hem zo naar de post en ga dan To een bezoekje
brengen. Ze is vanmorgen thuis gekomen en zal binnen kort wel weer de oude
zijn, gelukkig voor haar. Het hagelt op het ogenblik op een vreselijke manier,
echt maartse buien zijn het. De knoppen van de perenboompjes zijn al zo aan het
opzwellen ondanks de kou, en de vogels zingen zo lenteachtig, maar als je dan
buiten komt is het zo akelig koud. Daarnet, toen ik op de fiets van les kwam,
werd ik in de Ramstraat bijna getorpedeerd door een bakfiets op houten wielen
bestuurd door … Frans Twaalfhoven. Ik lach me toch altijd een ongeluk om dat
jog. Een vriendje zat voorop met allebei zijn benen uitgespreid, om ’t
evenwicht te bewaren, en hard dat ze gingen, dwz. het aantal wentelingen van de
as per seconde was fantastisch, maar aangezien ze “al zigzagend” door de Ramstraat
stoven schoten ze per slot van rekening nog niet hard op. Dat gezicht van hem,
toen hij mij opeens zag, was om een filmpje van te nemen. Hij schrok omdat hij
een fiets zag, en gaf toen met een benauwd gezicht gauw een ruk naar rechts aan
de bakfiets, zag toen dat ik het was, en kreeg een geweldige lachbui, maar was
op ’t zelfde moment alweer meters van me verwijderd en racete bijna het rechter
trottoir op. Ik kon haast niet meer verder van ’t lachen. Zulke kleinigheden
maken je het leven weer draaglijk! Trouwens mijn leraar oude talen is toch zo’n
rare vent, zo ontzaglijk geestig daar heb je geen flauw idee van. Hij kan soms
opeens áchter elkaar zo’n geweldige massa nonsens uitkramen, aaneengeregen
mopjes, dat ik niet meer kan van het lachen, en zowat onder tafel lig. Het wil
wat zeggen, als je privaat les hebt, dat je daar net zo’n lol kunt hebben als
je vroeger wel eens op school had.
Maar nu Oos, ga ik ophouden, want
ik moet weer even hard werken voor dat ik dit epistel weg breng. “Men” is bezig
te zoeken naar Honestum Petimus Usque maar drukwerken mogen niet zo verstuurd
worden, dat moet door de uitgever of de boekhandel geschieden, zodat we zullen
proberen een nieuw exemplaar op de kop te tikken. Enfin, de moed maar niet
verloren. Er staan heel veel lettertjes in deze brief, maar per slot v rekening
staat er niet veel in, zoals gewoonlijk het geval is met mijn brieven. Sorry
voor mijn langen stilzwijgen, je weet de reden, ik heb zo om je in angst
gezeten. De laatste dagen hebben wij hier ook weer rust, maar ’t begin v d
vorige week was bar en boos. Die oorlog moet maar gauw uit zijn, en kom maar
gauw weer thuis broertje. Tussen haakjes, ik heb er nog een broertje bij, mijn
aquarium vriendje van 3 jaar jonger. We zijn nu broer en zus; het is een
wonderlijk manneke, desondanks heeft hij een apart plaatsje in mijn hart! Nu
nog Oosel, zoentjes van Lily en groeten aan de anderen, schrijf nog eens wat
over hen, dan weet ik wat meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten